Opinie

Het stembusakkoord als lobbyinstrument?

16-03-2021

Op 3 maart 2020 stonden de leiders van de drie grootste linkse partijen SP, PvdA en GroenLinks samen op het podium voor een volle zaal in de Tolhuistuin in Amsterdam. Ze riepen op tot een linkse samenwerking tijdens de aanstaande begrotingsbehandelingen in het najaar. GroenLinks en PvdA leken vervolgens ook serieus te overwegen om met één premierskandidaat en een aantal gezamenlijke speerpunten de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 in te gaan. Zou het komen tot een stembusakkoord?

Geen gekke gedachte: zo kwam Joop den Uyl (PvdA) aan de macht door ‘Keerpunt 72’. Een stembusakkoord waarin PvdA, D66 en PPR (een voorganger van GroenLinks) samen optrokken. De verwachtingen over een nieuw links verbond waren afgelopen jaar dan ook hoog gespannen. Maar waar GroenLinks partijleider Klaver bijna een jaar later nadrukkelijk de hand uitstak naar de PvdA, SP én D66, bleken zij bij nader inzien toch niet zo gecharmeerd van een links motorblok. Zo gaf SP-lijsttrekker Marijnissen te kennen ook goed met ChristenUnie en CDA samen te kunnen werken, was Kaag (D66) überhaupt niet van plan in te stappen, en wilde Ploumen (PvdA) weer niet met D66 samenwerken. Klaver’s oproep werd genegeerd, en de stille hoop van een flink aantal kiezers op een linkse samenwerking werd de grond in geboord.

Maar ook op kleinere schaal roepen politieke partijen op tot akkoorden over specifieke thema’s en belangen. In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen passeerden verschillende initiatieven de revue. Zo maakte D66 zich hard voor een ‘mini-stembusakkoord’ voor een spoorverbinding tussen Groningen en Lelystad (de Lelylijn) en pleitte ChristenUnie voor een akkoord om de schulden van jongeren op te kopen. Voor het eerst werden ook de belangen van een hele regio vastgelegd in een stembusakkoord: verschillende kandidaat-Kamerleden uit het oosten van het land verklaarden zich in de Akte van Oost om in te zetten voor de economische groei van Oost-Nederland.

Stembusakkoorden zijn echter niet alleen weggelegd voor een samenwerking tussen politieke partijen. Ze kunnen ook worden ingezet als lobbyinstrument. Bijvoorbeeld zodat partijen zich al voor de formatie committeren aan bepaalde beloften. Zo kwam in de huidige verkiezingsperiode het Digitale Stembusakkoord voorbij, geïnitieerd door Amnesty International, Bits of Freedom, Open State Foundation en Waag. Hierin beloven partijen zich in te zetten voor strenger toezicht op algoritmes naar aanleiding van de toeslagenaffaire, en voldoende middelen voor de Autoriteit Persoonsgegevens om burgers te kunnen beschermen. Daarnaast tekenden maar liefst 8 partijen het Regenboog Stembusakkoord, waarmee zij zich onder meer committeren aan concrete maatregelen tegen discriminerend geweld tegen de LHBTI-community en hun acceptatie op scholen. Ook lanceerde een groep ontwikkelingsorganisaties het stembusakkoord voor ontwikkelingssamenwerking. Hierin wordt gevraagd om jaarlijks 0,7% van het Bruto Nationaal Inkomen in de begroting te reserveren voor ontwikkelingsbudget.

Maar hoe komt zo’n stembusakkoord eigenlijk tot stand? We vroegen het Mirthe de Boer van Cordaid, één van de initiatiefnemers van het stembusakkoord voor ontwikkelingssamenwerking: “Vier jaar geleden hebben we voor het eerst een stembusakkoord gesloten met het initiatief ‘Keer de Trend’. De internationaal afgesproken norm voor ontwikkelingsbudget is 0,7% van het BNP. Nederland hield zich hier lang aan, maar de trend was dat dit percentage steeds lager werd. Alle partijen – behalve de VVD en partijen aan de rechterflank – ondertekenden destijds het initiatief.”

De vraag is of zo’n stembusakkoord tot concrete resultaten leidt. De Boer: “In Rutte III zijn ze niet tot de 0,7% gekomen, maar er is wel een netto bedrag bijgekomen. En tijdens begrotingsdebatten werd regelmatig bepleit om aan de norm te voldoen. Deze verkiezingsperiode is er daarom opnieuw besloten een stembusakkoord te lanceren om nu echt tot die 0,7% norm te komen, nadat bleek dat veel partijen het ook in hun verkiezingsprogramma’s hadden opgenomen. De handtekening is dan vooral bedoeld om partijen het ook vast te laten leggen: houd je aan je belofte. De coronatijd maakt het lastiger om met zo’n akkoord momentum te creëren, omdat je geen fysiek moment hebt, het voelt vluchtiger. Gelukkig hebben we de tweets nog.”

Een stembusakkoord werkt dus goed als lobbyinstrument. Los van de politieke en media-aandacht voor een onderwerp rondom de lancering en ondertekening, kunnen partijen herinnerd én gehouden worden aan hun verkiezingsbeloftes. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om de thema’s en de maatregelen uit het akkoord blijvend te agenderen. Tot slot kan het stembusakkoord als aanknopingspunt dienen om de voorgestelde maatregelen ook daadwerkelijk om te zetten in beleid. En daarmee is de ondertekening van het akkoord niet het eindpunt van de lobby, maar juist het begin.

[Foto: Geert van Tol voor COC Nederland]

"De ondertekening van een stembusakkoord is niet het eindpunt van de lobby, maar juist het begin."

Public matters

Interesse in onze dienstverlening? Neem contact met ons op.