Nieuws

Lokale lobbyisten vaak druk met andere thema’s dan de lokale politiek

06-12-2017

Consultancy.nl schreef onlangs een artikel naar aanleiding van het onderzoek dat de Universiteit van Amsterdam samen met ons uitvoerde naar de lobby op lokaal niveau.

Lobbyisten en belangengroepen blijken zich vaak met andere thema’s bezig te houden dan de lokale politici die ze trachten te beïnvloeden. Deze politici praten over het algemeen iets vaker met vertegenwoordigers van burgers dan met vertegenwoordigers van bedrijven. Wel hebben bedrijfslobbyisten vaak in een eerder stadium contact met politici, zodat ze de agenda meer kunnen bepalen en het proces beter kunnen beïnvloeden. Dit zijn enkele van de belangrijkste conclusies uit een onderzoek naar belangenbehartiging in de lokale Nederlandse politiek.

Vandaag de dag zijn lobbyisten en belangengroepen nauwelijks meer weg te denken van het politieke toneel. In Washington zijn er per lid van het Congres meer dan twintig lobbyisten actief en er werd vorig jaar maar liefst $3,15 miljard aan uitgegeven. Hoewel het in Europa nog niet zo extreem is, gaan hier ook enorme bedragen om in de lobby-industrie. In Brussel bevinden zich volgens toezichthouder Corporate Europe Observatory (CEO) zo’n 30.000 lobbyisten, ongeveer net zoveel als de 31.000 werknemers van de Europese Commissie. Ook buiten de bekende grote politieke bolwerken zijn echter allerlei belangenbehartigers actief. Allemaal proberen ze overheidsfunctionarissen te beïnvloeden in de hoop dat wetgeving voordelig zal uitpakken voor hun eigen belangen.

Dit geldt ook voor de lokale politiek. Om een beter beeld te krijgen van de manier waarop lobbyisten en belangengroepen deze lokale politiek beïnvloeden, hebben Joost Berkhout en Marcel Hanegraaff, beiden assistent professor aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) in samenwerking met Haags public affairs- en lobbyadviesbureau Public Matters, onderzoek gedaan naar de lobbyactiviteit op dit niveau. In het voorjaar werd een enquête verspreid onder lokale politici, wethouders en burgemeesters. Door middel van een willekeurige steekproef werd ervoor gezorgd dat men tot een goede representatie van de populatie kwam. Omdat men wilde dat de grootste gemeenten vertegenwoordigd zouden zijn, werden de G4-gemeenten hieraan toegevoegd. De resultaten zijn gebundeld in het rapport ‘Lang leve de lokale lobby?!’.

Belangrijke thema’s
Om te beginnen inventariseerde men de onderwerpen waarop lokale politici zoal actief zijn. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen kleine (maximaal 10.000 inwoners), middelgrote (meer dan 10.000 inwoners) en de G4-gemeenten. Zorg en welzijn blijkt in alle gemeenten een zeer prominente plek in te nemen. In de G4 en kleine gemeenten wordt het aangemerkt als het onderwerp waarop de meeste politici actief zijn en in middelgrote gemeenten komt het onderwerp op de tweede plaats. In middelgrote steden eindigt het thema achter dat van ruimtelijke ordening. In de G4 is in vergelijking weinig aandacht voor ruimtelijke ordening.

Net zoiets geldt voor het thema financiën (belastingen), maar in dit geval zijn het de kleine gemeenten die er in vergelijking met alle grotere woonplaatsen erg veel aandacht aan besteden – meer dan drieënhalf keer zoveel zelfs. Thema’s waar lokale politici binnen de G4 het meest actief op zijn, zijn woningbouw en huisvesting en werk en inkomen.

De onderzoekers merken ook op dat er nogal wat verschil is tussen de landelijke en de lokale aandachtspunten. Kwesties als veiligheid en openbare orde, werk en inkomen, economie en integratie en asiel krijgen landelijk gemiddeld genomen veel meer prioriteit. Het tegenovergestelde geldt voor ruimtelijke ordening en huisvesting. Opgemerkt wordt dat de waargenomen verschillen “goed passen bij het beeld van een gedecentraliseerd bestuurssysteem waarbij competenties verdeeld zijn over de verschillende bestuurslagen”.

Langs elkaar heen
Vervolgens werden deze uitkomsten vergeleken met de onderwerpen waar belangengroepen zich op richten. Hierbij werd aan de verschillende beleidsterreinen punten toegekend, waarbij een score boven de 0 betekent dat er over het onderwerp vaker met belangenbehartigers wordt gepraat dan dat er politici op actief zijn, terwijl een score onder de 0 betekent dat lokale politici hier meer mee bezig zijn dan belangenbehartigers.

Wat meteen opvalt is de aanzienlijke oververtegenwoordiging van belangengroepen die zich richten op asiel en immigratie. Terwijl lokale politici hier vrij weinig aandacht aan besteden, is het bij belangengroepen het belangrijkste thema. Op dit gebied blijkt de omvang van de gemeente ook niet echt van belang. Op de onderwerpen waar de gemeenten juist veel meer aandacht aan besteden dan lobbyisten, zorg en welzijn en, in nog hogere mate, de ruimtelijke ordening, vindt juist minder belangenbehartiging plaats. Al met al concluderen de onderzoekers dat politici en belangengroepen in de lokale politiek zich grotendeels bezighouden met andere beleidsterreinen.

Burgers of bedrijven?
De respondenten werd ook gevraagd met wel type belangengroepen de lokale politici contact hadden. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen enerzijds organisaties die bedrijven vertegenwoordigen, zoals brancheverenigingen, en anderzijds organisaties die burgers vertegenwoordigen, zoals burgerinitiatieven en NGO’s. Weinig verrassend is volgens de onderzoekers dat de VVD vaker met bedrijfslobbyisten spreekt dan de SP. Alleen de PVV sprak nog vaker dan de VVD met bedrijven. Bij de PvdA, D66, ChristenUnie, SP, GroenLinks en de lokale partijen ontlopen de verhoudingen elkaar nauwelijks: elk van deze partijen spreekt in iets meer dan 40% van de gevallen met iemand die een bedrijf vertegenwoordigt.

Volgens de onderzoekers valt op dat de verschillen tussen de partijen op landelijk niveau en Europees niveau een stuk uitgesprokener zijn. Daarnaast onderhoudt men op landelijk niveau meer contacten met bedrijven dan op lokaal niveau. “Blijkbaar zijn hier de lijntjes met burgers kleiner, wat zich vertaalt naar meer contact tussen burgers en politici”. Dit verschil zien ze overal, onafhankelijk van de partij, de grootte van de gemeente en de functie van de respondent.

Vrienden en opponenten
De onderzoekers achten het ook relevant of deze belangengroepen waar lokale politici mee om de tafel gaan voornamelijk uit vrienden of opponenten bestaan. Vrienden zijn het voornamelijk eens met de politicus, terwijl voor opponenten natuurlijk het tegenovergestelde geldt. Met uitzondering van D66, waar de verhouding rond de 50% ligt, praat men bij alle partijen duidelijk vaker met medestanders dan met tegenstanders. Dit fenomeen herkennen de onderzoekers uit de landelijke politiek.

Wat verder opvalt is dat de linkse partijen deze neiging het sterkst vertonen. Bij de SP en GroenLinks komt het percentage zelfs uit op maar liefst 100%. Dit noemen de onderzoekers met name opvallend omdat op landelijk en Europees niveau de linkse partijen juist eerder dan hun rechtse collega-partijen geneigd zijn om een balans te vinden tussen voor- en tegenstanders. Jan van Zanen, burgemeester van Utrecht en voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, werd geïnterviewd naar aanleiding van de uitkomsten. Hij benadrukt het belang van brede input voor politici: “Je moet ervoor zorgen en ervoor waken dat al die belangen wel worden gehoord. Juist ook van mensen, van situaties of locaties die geen stem hebben.”

Belang belangenbehartiging
Gekeken naar het belang dat lokale politici hechten aan lobbyisten en belangengroepen, blijkt dat inzicht in de maatschappelijke impact van een bepaald beleid met afstand het belangrijkste wordt gevonden. Verder wordt er veel gewicht toegekend aan het aandragen van nieuwe argumenten en het inzicht krijgen in het draagvlak in een sector en, in iets mindere mate, aan het verhogen van de aandacht en politieke haalbaarheid.

Het minste waarde wordt gehecht aan informatie over juridische consequenties. Ook is men niet erg bezig met informatie over technische aspecten en economische consequenties. Hier nemen de onderzoekers weer een verschil waar met de landelijke politiek. Uit een eerdere enquête bleek dat economische, juridische en technische argumenten daar vaker werden genoemd als belangrijke reden om met belangengroepen te praten.

Als voor de hand liggende verklaring voor het grotere belang dat op lokaal niveau wordt toegekend aan de maatschappelijke impact en het draagvlak, wordt erop gewezen dat lokale politici dichter bij hun kiezers staan en daardoor meer oog (moeten) hebben voor de noodzaak van draagvlak voor hun beleid: “Niet alleen worden ze mogelijk eens in de vier jaar afgestraft voor falen, maar ze komen hun kiezers elke dag tegen op straat. Het ligt voor de hand dat ze zich hierdoor laten beïnvloeden”, aldus de onderzoekers.

Van Zanen geeft aan dat het precies dit is wat de gemeentepolitiek zo mooi maakt: “Daarom is lokale democratie zo belangrijk en daarom houd ik er ook zo van. Als je hier door de stad fietst, zie je en weet je veel meer. Dan kun je ook echt concrete resultaten zien of juist zien waar mensen mee zitten, want Utrecht heeft soms ook leed.”

Timing
Omdat goede timing heel belangrijk is voor het succes van een belangengroep, is er ook onderzocht op welk moment van de beleidscyclus er het meeste contact is tussen politici en lobbyisten. Ze vertellen dat op basis van gesprekken met Tweede Kamerleden en academische literatuur al duidelijk werd dat dit nog niet zo eenvoudig is. Zo zouden veel belangengroepen vaak pas in actie komen als een onderwerp al op de agenda staat of al in stemming is gebracht.

Zoals het onderzoek laat zien, geldt hetzelfde voor de lokale politiek. Slechts zo’n vijftien procent van het contact tussen belangengroepen en politici vindt plaats voordat een onderwerp op de agenda staat en een iets groter deel praat met elkaar als het sinds kort op de agenda staat. Veel vaker komt men echter pas in actie als de politici al bezig zijn het beleid te ontwikkelen of er zelfs al over dit beleid wordt gesproken in de gemeenteraad. Het gevolg is volgens de onderzoekers dat veel belangengroepen geen grote rol spelen in de agendavorming in lokale politiek. “Als iets op een agenda staat dan heeft het een voorgeschiedenis en dan hebben daar mensen aan gewerkt en dan is het vaak weer moeilijk om het van de agenda af te krijgen of veranderd te krijgen”, aldus Van Zanen.

Wat als potentieel problematisch wordt aangemerkt, is dat bedrijven juist wel vaker actief zijn tijdens de agendafase: “Vanuit democratisch perspectief kan dit problematisch zijn omdat studies aantonen dat belangengroepen de meeste invloed kunnen uitoefenen tijdens het vormen van de agenda. Vanuit deze logica redenerend, zou dit betekenen dat bedrijven meer kans hebben om hun agenda via de politiek uit te voeren dan burgers”, merken de onderzoekers hierover op. Om hier meer uitspraken over te kunnen doen, is het volgens hen echter nodig rekening te houden met veel meer factoren dan in hun enquête mogelijk is.

Ook Michaël Sijbom, oud-burgemeester van Losser en manager externe relaties bij de NAM, herkent zich in de constatering dat bedrijven en belangenbehartigers te laat in actie komen om zaken nog wezenlijk te kunnen veranderen. Voor een oplossing hiervoor wijst hij echter vooral richting de lokale politiek: “Hier ligt een taak voor lokale bestuurders om zowel bedrijven als burgers vanaf het begin bij dergelijke processen te betrekken.”

Het originele artikel dat eerder verscheen op Consultancy.nl is inclusief bijbehorende infographics hier terug te lezen.

Het onderzoek is onafhankelijk tot stand gekomen: de survey is uitgevoerd door Marcel Hanegraaff en Joost Berkhout. Bij de dataverzameling hebben zij ondersteuning gekregen van Public Matters. De vraagstelling van het onderzoek is op basis van gezamenlijkheid geformuleerd en Public Matters is in diverse fasen van het onderzoek betrokken geweest.

Bron: https://www.consultancy.nl/nieuws/15028/lokale-lobbyisten-vaak-druk-met-andere-themas-dan-de-lokale-politiek

Public matters

Interesse in onze dienstverlening? Neem contact met ons op.