Ook bedrijven voelen zich genegeerd door de overheid
Het is een opvallende tegenstelling: terwijl een advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) in een FD-artikel (16/5/’25) wordt samengevat met de conclusie dat de overheid ‘te veel luistert naar bedrijven en te weinig naar burgers’, klinkt uit het bedrijfsleven en ondernemers vaak een diametraal vergelijkbare roep. Namelijk dat ‘de overheid zo slecht luistert naar het bedrijfsleven’. De werkelijkheid is dat beide groepen – burgers én bedrijven – zich miskend voelen in de beleidsvorming. Dit wijst niet op een scheefgroei ten gunste van één partij, maar op een structureel probleem in het samenspel tussen overheid, bedrijfsleven en gemeenschappen.
Het Rli-rapport “Falen en opstaan” laat zien dat complexe leefomgevingsproblemen zoals de woningnood, stikstofcrisis en CO₂-uitstoot al decennia vastlopen. Eén van de oorzaken: een gemankeerd samenspel tussen overheid, bedrijven en burgers. De suggestie dat de overheid structureel buigt voor de belangen van (grote) bedrijven miskent hoe vaak juist het bedrijfsleven in de praktijk op een muur van onbegrip, onkunde over ondernemerschap en bureaucratie stuit.
Het bedrijfsleven aan de zijlijn
Neem de woningbouw. Terwijl het huidige kabinet 100.000 woningen per jaar wil realiseren, blokkeren strikte stikstofnormen, trage vergunningverlening en gebrek aan regie de voortgang. Projectontwikkelaars, bouwbedrijven en woningcorporaties luiden al jaren de noodklok. De kritiek is niet dat de overheid ‘te veel luistert’, maar dat ze geen integrale afweging maakt tussen leefomgevingskwaliteit, economische haalbaarheid en maatschappelijke urgentie. Zo leek de gebiedsgerichte stikstofaanpak eindelijk tot echte samenwerking te leiden, maar werd dit weer van tafel geveegd door het schrappen van het transitiefonds.
In de energiesector zien we hetzelfde. Bedrijven die vooroplopen in duurzame technologieën – zoals warmtepompfabrikanten of innovatieve netbeheerders – botsen op verouderde regelgeving, lange wachttijden voor netaansluitingen en gebrek aan beleidskaders. Ondertussen blijven bestaande, vervuilende sectoren profiteren van status quo-bescherming door diffuse regelgeving en trage besluitvorming. De overheid laat daarmee kansen liggen om duurzame koplopers in positie te brengen, precies wat het Rli-rapport bepleit in een van de aanbevelingen, namelijk: breng bedrijven in stelling voor toekomstbestendige ontwikkeling.
Het echte probleem: een gebrek aan dialoog
Zowel burgers als bedrijven vragen niet om meer macht, maar om meer betrokkenheid en transparantie. Het fundamentele probleem is volgens de Rli niet voor niets het ontbreken van een gedeelde waardendialoog – er is te weinig ruimte om samen af te wegen welke waarden zwaarder wegen: economische groei, biodiversiteit, betaalbaar wonen of landschapsbescherming. In plaats van open gesprekken zijn er nu parallelle circuits van beleidsmakers, belangenbehartigers en lokale initiatieven die elkaar onvoldoende raken.
En daarom is een roep om meer gremia terecht. Hierin moeten overheid, bedrijfsleven en gemeenschappen samenkomen. De opgeheven productschappen zijn een mooi voorbeeld van zo’n constructieve overlegvorm die weer nieuw leven ingeblazen moet worden. Niet om bedrijven te pleasen, maar om afgewogen beleid te maken waarin alle belangen – economisch, sociaal en ecologisch – worden gehoord en gewogen.
Naar een gelijkwaardig samenspel
Het idee dat bedrijven ‘te veel invloed’ hebben, is een onterechte, niet genuanceerde en onherkenbare conclusie. Het is ook een conclusie die tot polarisatie leidt. Veel bedrijven en ondernemers hebben inderdaad toegang tot de politiek via lobby, maar dat betekent niet dat hun wensen ook worden gerealiseerd – zeker niet als het gaat om bijvoorbeeld duurzaamheidsambities. Kleine en middelgrote bedrijven missen bovendien vaak volledig het podium om hun innovatieve oplossingen in te brengen. En juist deze ondernemers kunnen bijdragen aan de transformatie die nodig is.
De overheid moet erkennen dat effectieve beleidsvorming vraagt om een open en continu samenspel, waarin iedere partij vanuit zijn eigen logica – politiek, economisch, maatschappelijk – bijdraagt aan het oplossen van de grote vraagstukken van deze tijd. Het falen uit de titel van het Rli-rapport is immers vooral een falen in verbinding, in luisteren, in samenwerken. De eerste stap richting ‘opstaan’ is het herwaarderen van dialoog – niet óver, maar mét bedrijven en burgers. Samen.
"Het 'falen' uit de titel van het Rli-rapport is vooral een falen in verbinding, in luisteren, in samenwerken. De eerste stap richting ‘opstaan’ is het herwaarderen van dialoog – niet óver, maar mét bedrijven en burgers. Samen."